Praktijkenbank acties

 
 
action
03

Amerikaanse burgerrechten, Antwerps milieuracisme

Het actieonderzoek met de burgerbeweging Movement X (MvX) bestond uit twee luiken: de voorbereiding en organisatie van een bezoek van een burgerrechtenactiviste uit de VS van wie de Belgische beweging zaken kon leren. Deze actie liep vast op administratieve drempels met de formele burgerschapsstatus van de genodigde, wat op zichzelf interessante ‘lessen’ opleverde. Een tweede actie bestond uit het proces waarbij een alliantie werd uitgeprobeerd met (milieu)activisten rond de verkeers- en milieuproblematiek in Antwerpen.

Dit waren de vragen: hoe kunnen we bij een prille en diverse beweging als MvX een concrete aanpak formuleren voor acties en strijdpunten die over de verschillen heen leden en achterban kunnen verbinden? Hoe komen we aan een gemeenschappelijke probleemstelling, allianties en acties? Hoe kan MvX haar impact vergroten?


Actie 1: een activistische poging tot internationale uitwisseling

Uit het retrospectieve onderzoek bleek dat lezingen en debatten belangrijke collectieve leermomenten zijn voor de leden van de Antwerpse afdeling. Vanuit deze vaststelling werd besloten dat het nuttig kon zijn om bij andere burgerrechtenbewegingen en activisten te rade te gaan die al voorbij MvX-vraagstukken waren – opbouw, doorstart, ontwikkelen van werkwijzen – en uitwisselingen op te zetten in de vorm van lezingen-met-debat. 7  Er werd besloten één internationale uitwisseling met lezingen en debatten te organiseren en als actie te onderzoeken. Door deze vorming en uitwisseling zou MvX ook haar eigen doelstellingen kunnen verduidelijken aan andere activisten, waardoor wellicht nieuwe samenwerkingsverbanden en solidariteit konden groeien, en de impact groter kon worden.

Tijdens de zoektocht naar geschikte activisten kwam een persoonlijk contact van de onderzoeker in beeld: activiste en wetenschapster Tania Unzueta Carrasco. Zij is een ‘queer’ ‘Latinx’ (genderneutrale verwijzing naar Latino/a) met een precair verblijfsstatuut, die naam maakte binnen de burgerrechtenbeweging in de VS, zowel door academisch werk als met workshops en acties, onder meer rond burgerlijke ongehoorzaamheid. Nog tal van argumenten pleitten voor haar: de keuze voor iemand uit de VS sloot aan bij de oriëntatie van MvX op voorbeelden uit dit land. De strijd tegen deportaties en voor burgerschapsclaims (bv. inclusie voor mensen zonder wettig verblijf) waarbij zij betrokken is, is relevant voor MvX’ eigen zoektocht naar nieuwe vormen van burgerschap in een context van diversiteit. Haar sociale positie gekenmerkt door intersectionaliteit (de kruising van verschillende vormen van identiteit en daarmee verbonden patronen van onderdrukking), sloot goed aan bij lopende MvX-discussies: hoe til je de burgerrechtenstrijd over verschillen tussen diverse groepen heen? Haar Mijente-beweging gaat allerlei allianties aan. Ook dat is voor MvX van belang: hoe doe je dat? Hoe creëer je solidariteit tussen diverse bewegingen?

De actie kreeg op deze manier twee focussen: welke leerprocessen ontstaan er in de ontmoeting tussen activisten voor solidariteit in diversiteit? En genereert dat ook solidariteit tussen organisaties en activisten?

Het geplande en intens voorbereide bezoek met meerder partners – MvX, universiteit, middenveld – ging uiteindelijk niet door wegens in- en uitreisproblemen die alles met het precaire burgerschapsstatuut van de genodigde te maken hebben, en ondanks het programma van lezingen, debatten, ontmoetingen enz. dat inmiddels was opgezet. Voor het actieonderzoek werden de gevoerde correspondentie en de voorbereiding zelf ingezet om de lessen over solidariteit in diversiteit weer te geven.

Actie 1: resultaten voor de DieGem-hypothese

Tijdens de voorbereiding van het bezoek werden lessen getrokken die relevant zijn voor de DieGem-hypothese:

  • Het spanningsveld afstand-nabijheid. De opgezette praktijk confronteerde de deelnemers in de eerste plaats met de (bureaucratische, systemische, traag werkende) drempels om solidariteit op afstand mogelijk te maken binnen de burgerrechtenbeweging. De intentie was er in elk geval: men vond internationale lessen en kennisopbouw uit de Amerikaanse burgerrechtenbeweging mogelijk relevant voor de eigen strijd tegen structureel racisme en men wilde door dit contact leerprocessen over solidariteit verkennen, ook tussen de verschillende profielen in de eigen beweging (nabijheid): hoe kom je door strijd tot meer verbinding? 3  Behalve van relevantie was er ook sprake van een gevoel van lotsverbondenheid en gedeelde strijd. En het uitnodigingsproces zelf van een activiste bleek uit te monden in een interpersoonlijke praktijk van solidariteit.
  • De onmogelijkheid om elkaar fysiek te ontmoeten tijdens de voorbereiding was een hinderpaal, die ook met moderne communicatiemiddelen bleef bestaan. De afstand bemoeilijkte het inschatten van factoren als emoties en het delen van leefwerelden en praktijken, ondanks de ‘inhoudelijke’ nabijheid. Anders geformuleerd: het restrictieve migratiebeleid van natiestaten belemmert de samenwerking tussen burgerrechtenactivisten. Fysieke nabijheid, ontmoeting, gedeelde plaatsen: het blijven belangrijke factoren voor de totstandkoming van solidariteit in diversiteit.
  • Burgerschap als status (i.e. een formeel statuut, dat onpersoonlijk, ‘objectief’ en bureaucratisch tot stand komt) kwam bij deze uitnodiging van een activiste met een precaire verblijfsstatus in het eigen land in een uitgesproken spanning te staan met de DieGem-visie op burgerschap als praktijk. Het ‘formele’ maakte in dit geval interpersoonlijke praktijken van solidariteit tussen burgerbewegingen onmogelijk. Een gedeelde strijd wordt dus bemoeilijkt door het administratieve systeem. 4  Maar de uitnodiging op zichzelf onderschreef al de claim dat iemand in die situatie zichtbaar moet mogen zijn. Dat werd hier nog versterkt door de betrokkenheid van onderzoekers en het sociale middenveld bij de uitnodiging, een vorm van institutionele erkenning van de demarche en de drijfveren van MvX, én van de VS-activiste zelf. 1  Haar werd ook het bedrag dat ze aan de VS-administratie had besteed terugbetaald, een klein voorbeeld van economische herverdeling.

Actie 2: naar meer diversiteit in het Antwerpse debat over milieuactivisme

Deze tweede actie begon met een vaststelling uit het Antwerpse milieu- en mobiliteitsdebat: daarin is de betrokkenheid van mensen met een migratieachtergrond klein, terwijl er allerlei bewijsmateriaal is dat wijken met een grote migrantenpopulatie sterk getroffen worden door een fenomeen als slechte luchtkwaliteit. Actiegroepen – hoofdzakelijk blanke middenklasse – verzochten MvX of zij haar achterban daarover kon informeren en mobiliseren. Daar had de beweging oren naar. Er zou worden samengewerkt om te sensibiliseren en acties te ondernemen.   Dat veronderstelde alliantievorming en een gedeelde strijd: hoe ontstaan die? Daarbij rijst de vraag hoe je als beweging je eigen identiteit behoudt en welke rol een gedeelde plaats speelt bij de vorming van zo’n alliantie. Dat werd voor deze actie de probleemstelling.

Een belangrijke methodologische rol werd in dit proces gespeeld door één persoon met drie petten op: hij is MvX-lid, betrokken bij DieGem en ook bij Antwerpse actiegroepen. Dat was voor alle partijen nuttig. Hij gaf onder meer de opdracht om data over de Antwerpse demografie en luchtvervuiling in kaart te brengen. Was er sprake van ‘milieuracisme’ – dat bleek het geval te zijn – en bood dat kansen voor alliantievorming? De voorstelling van de resultaten was een centraal leermoment in deze actie. ‘Milieu en racisme’ bleek een mobiliserend potentieel te hebben voor MvX. Daar zijn ook internationale voorbeelden van die werden getoond. Er ontstond een basistekst waarin de positie van MvX duidelijk werd én de hand werd gereikt aan Antwerpse milieuorganisaties.

Actie 2: resultaten voor de DieGem-hypothese

Hoe ontstaat solidariteit in diversiteit, in casu een alliantie tussen MvX en Antwerpse milieuactivisten?

  • Welke leerprocessen in de beweging bevorderden het zoeken naar een evenwicht tussen het aangaan van een alliantie met milieuactivisten en het behoud van de eigen radicale identiteit? Kwalificatie door specialisten (onderzoekers, maar ook mensen van de actiegroepen) speelde een essentiële rol, met name (feiten)kennis over de impact van mobiliteitsplannen op de gezondheid van de MvX-achterban, de structurele en raciale ongelijkheid inzake luchtvervuiling en gezondheidsrisico’s, en de noodzaak van gezondheidsactivisme. De reeds genoemde persoon met drie petten speelde hierin een belangrijke rol (expertise, status, communicatieve kwaliteiten en engagement voor sociale rechtvaardigheid).
    Uit de daaropvolgende debatten bleek dat de unieke inbreng van MvX kon bestaan in het scherp aanbrengen van de gevolgen van milieuracisme bij haar achterban, wat de milieuactivisten tot nu toe niet gelukt was. Om de constellatie van het Antwerpse milieuactivisme niet te verstoren – ‘milieuracisme’ kon blanke middenklassers van de actiegroepen afschrikken – besloot men het concept in te zetten bij het zoeken naar een alliantie die de ‘verstorende’ werking – onderbrekende dynamiek - van de groepen kon verbreden.
  • Onder welke voorwaarden komen partnerschappen/allianties en gedeelde strijd als bron van solidariteit en acties tot stand bij dit milieuthema?   Een gemeenschappelijke en voldoende concrete ‘vijand’ in de strijd voor sociale rechtvaardigheid is hiervoor essentieel. Dat werden de rijke, blanke, autobezittende bewoners van de gezonde rand en buitenwijken, ook de belangrijkste gebruikers van de ring. Internationale voorbeelden laten zien dat de verbinding van het thema ‘luchtvervuiling’ en de leefwereld van mensen – “De klimaatcrisis is ook een racistische crisis” – mobiliserend kan werken, zeker als ze wetenschappelijk onderbouwd is.   Zo kan ook een alliantie rond milieuracisme worden opgebouwd én blijft de core van MvX bewaard: strijden tegen structurele uitsluiting.
  • Wat is de rol van de gedeelde plaats (Antwerpen en zijn buurten en wijken)? Milieuracisme gaat over sociale rechtvaardigheid en is sterk plaatsgebonden. Milieuoverlast wordt gevisualiseerd, buurten en wijken worden gesteld tegenover een ruimtelijk benoemde gemeenschappelijke vijand. Een van de acties is de verspreiding van kaarten om de contrasten tussen ‘arme’ en vervuilde buurten en andere wijken te belichten. Deze ruimtelijke insteek maakt het te bestrijden onrecht en de gemeenschappelijke vijand zichtbaar. Plaats is hier dan ook een middel om de kloof tussen MvX en de achterban te dichten.

Metareflectie: de meerwaarde en beperkingen van actieonderzoek in deze case

Actieonderzoek heeft een specifieke logica inzake middelen en timing. Die kan persoonlijke relaties beïnvloeden, bijvoorbeeld door de tijdsdruk. Dat is hier in de eerste actie gebeurd. Niet alle betrokken partijen hebben belangen die we kunnen reduceren tot de doelstellingen van het actieonderzoek. Dat moet ‘fysiek’ bespreekbaar blijven om de banden tussen onderzoeker en actiepartner, en het evenwicht in hun relatie te vrijwaren. In dit geval kwam de ‘oplossing’ van een MvX-lid die ook prof is en de alliantievorming van MvX met milieuactiegroepen tot voorwerp van een onderzoek maakte. Waarbij de vraag rees met welke pet hij optrad en hoe zijn rol in het actieonderzoek zou worden beschreven. Deze kwesties werden open besproken, wat uiteindelijk de conclusies van het onderzoek versterkte.