Ontmoeting is in de Genkse wijk Nieuw-Sledderlo dé bron van solidariteit in diversiteit. Die ontmoetingen komen vooral tot stand in de (semi)publieke ruimte bij de woningen zelf. Dat soort gedeelde ruimte ontbrak in een deel van de wijk met nieuwbouwappartementen en -duplexwoningen (Kopeikstraat) en twee oude appartementsgebouwen (Muggenberg), samen goed voor tachtig gezinnen. Vandaar de focus van het actieonderzoek: hoe een publieke ruimte creëren die in een cultureel diverse groep bewoners voor contacten en blijvende interactie zorgt? Plaats en ontmoeting dus als bronnen van solidariteit.
Behalve de onderzoeker en bewoners waren het hele onderzoek door drie beroepskrachten in de wijk betrokken: de maatschappelijk assistent van de sociale huisvestingsmaatschappij Nieuw Dak, de wijkmanager van de stad en de buurtwerker van Stebo. Op bepaalde momenten raakten ook andere beroepskrachten betrokken, zoals de buurtwerkplaatsleider en de buurttoezichters van de stad. Het onderzoeksmateriaal bestaat uit voorbereidende en afsluitende gesprekken met de professionals, participerende observaties en het informeel bevragen van bewoners.
De focus en probleemstelling zoals hierboven geschetst, kwamen in overleg tot stand. De wijkmanager van Sledderlo formuleerde de centrale vraagstelling. Vervolgens zochten de betrokken beroepskrachten en de onderzoeker samen naar een plek in de wijk waar het onderzoek zich op zou toespitsen. De ruimte waarvoor werd gekozen was een groene zone naast en achter het nieuwe appartementsgebouw en de duplexwoningen in de Kopeikstraat. Vervolgens rees de vraag naar het soort ruimtelijke interventies dat nuttig kon zijn en hoe bewoners konden worden betrokken in het traject. De beroepskrachten drongen meteen aan op hun actieve betrokkenheid. En na overleg met Yota! bleek dat ingrepen in de fysieke ruimte (‘hardware’) en sociale activiteiten (‘software’) met elkaar gepaard moesten gaan.
Welke ingrepen zijn afgestemd op maat van de wijk? Met de bewoners werd afgesproken dat het in dit geval zou gaan om zitaccommodatie en speelelementen in de kleine groene zone. Het actieonderzoek kon ook aan een buurtfeest op de nieuw ingerichte plek worden gekoppeld. Die koppeling werd gaandeweg losgelaten, maar het buurtfeest werd wel mee voorbereid.
Na een bewonersvergadering waarop de ideeën werden besproken bleek de actieve bewonersbetrokkenheid bij het maken van het nieuwe meubilair (workshops) gering. Een klein maar gedreven groepje bewoners raakte betrokken in het proces. Dat vertraagde het traject, beperkte het aantal realisaties en verhinderde het investeren in sociale activiteiten.
Het waarom van een moeizaam traject
Het traject verliep moeilijk. Vooral de plaatsidentiteit en de emoties verbonden aan de plaats (sense of place) hadden een sterke invloed op het proces en verklaren mee waarom bewoners maar moeilijk betrokken raakten bij de workshops en de andere activiteiten die er doorgingen. Zij voelden geen verbondenheid met de plek of hadden zelfs een negatieve sense of place. Concreet: in de ogen van de bewoners van de ‘oude’ appartementsgebouwen in Muggenberg had het nieuwbouwproject van de Kopeikstraat hun ontmoetings- en speelplek doen verdwijnen. Bovendien zouden deze bewoners over een goed jaar verhuizen (weliswaar niet ver), wat niet bevorderlijk was voor hun verbondenheid met hun huidige woonomgeving. Dit actietraject, met de pogingen om bewoners te betrekken bij de invulling van een publieke ruimte, leert dan ook dat het inzetten op solidariteit in diversiteit hier en nu niet geïsoleerd is in tijd. De geschiedenis en toekomst van een plaats doen ertoe en maken mee de sense of place van bewoners uit.
Ook de geschiedenis van de hele wijk, met name vandalisme in het verre en recente verleden, bepaalt mee de sense of place. Zij maakt dat bewoners niet altijd het risico willen nemen om zich in te zetten voor hun woonomgeving, uit vrees dat hun inspanningen teniet zullen worden gedaan. Om dat risico toch te nemen is er nood aan professionele ondersteuning. Maar dan nog wordt bij een nieuwe negatieve gebeurtenis – in casu het afbreken van een nieuwe realisatie – de geschiedenis snel geactiveerd bij bewoners én beroepskrachten. Zij plaatsen een dergelijk voorval in een rij van vernielingsdaden en zien het als typerend voor de wijk. Verleden, heden en toekomst zijn in de perceptie nauw verbonden.
Ook fysieke kenmerken van de publieke ruimte waar werd gewerkt (location) bepaalden mee het traject en de sense of place. De ruimte was beperkt en bood geen beschutting tegen regen of zon, waardoor de workshops niet altijd op zichtbare plaatsen doorgingen en activiteiten niet bij het nieuwe meubilair konden plaatsvinden. De verbondenheid van bewoners is verder ook sterk gelinkt aan ‘hun’ appartementsgebouw of ‘gedeelde straat’ (Kopeikstraat of Muggenberg). Er leeft een wij-gevoel binnen de twee bewonersgroepen. Tussen de bewoners van de twee straten – ook al liggen ze beide rond eenzelfde parking – bestaan weinig contacten en is er een wij-zij opdeling in het discours. Ook dit bemoeilijkte het bereiken van bewoners uit beide groepen. Bewoners van de Kopeikstraat waren op sommige momenten minder geneigd om bewoners van Muggenberg bij het gebeuren te betrekken. En het niet deelnemen van buren uit de eigen appartementsblok was voor bewoners van Muggenberg dan weer een rem om deel te nemen aan bijvoorbeeld het buurtfeest.
Trots, verantwoordelijkheid en normering
Het actieonderzoek intervenieerde dus op een plaats die sterk was voorgestructureerd. Daar geen rekening mee houden en er niet aan werken, bepaalde sterk de slaagkansen. Met andere woorden: om ontmoeting te stimuleren op een concrete plaats volstaat het niet de fysieke kenmerken te veranderen of sociale activiteiten te initiëren. Om bewoners te betrekken en ontmoeting te kunnen realiseren, doet de sense of place ertoe.
Bij bewoners die wel betrokken waren bij het traject en die mee vormgaven aan een specifieke plek, groeide een positieve verbondenheid met die plaats. Zij waren trots op hun realisaties en ontwikkelden een verantwoordelijkheidsgevoel. Het vormgeven van de publieke ruimte en het samenbrengen van bewoners op deze plek zorgde, net als het (voorbereiden van het) buurtfeest, voor een versterkte verbindende dynamiek tussen de betrokkenen, die mekaar doorgaans al kenden. De nadruk lag op wat bewoners delen. Zij brachten samen tijd door en bouwden gedeelde herinneringen op. Er groeide een sociale, maar broze gemeenschap. Moeilijke vraagstukken met conflictpotentieel werden uit de weg gegaan.
In die sociale gemeenschap deed zich ook een normerende dynamiek voor. In de ogen van bewoners werd het participeren aan het actietraject of het mee voorbereiden van het buurtfeest een norm om te worden beschouwd als bewoners die zich iets aantrekken van hun woonomgeving. Of om te mogen genieten van positieve resultaten (banken, buurtfeest). Ook van beroepskrachten in de wijk gaat een normerende dynamiek uit. Om de inzet van bewoners positief te bekrachtigen gaven zij de mensen die het traject mee doorliepen een bevoorrechte rol in verdere participatieprocessen voor de definitieve inrichting van de publieke ruimte.
Wanneer bewoners of beroepskrachten een specifieke vorm van participatie tot norm verheffen, dreigen ze een drempel in te stellen voor andere bewoners om ook op andere manieren mee vorm te geven aan de publieke ruimte. Zo verhoogt de drempel voor betrokkenheid bij de eigen woonomgeving.
De sterk aanwezige professional
Een andere kwestie die kwam bovendrijven was de positie van de professional in de nieuwe sociale gemeenschap die ontstond. Het actietraject – nog eens zeggen: het vormgeven van een stukje publieke ruimte en (de voorbereidingen van) het buurtfeest – verliep zoals gezegd moeizaam. Kinderen en kleine groepjes bewoners die elkaar al kenden vonden hun weg naar de nieuw ingevulde buitenruimte, en waardeerden de evolutie. Maar de ruimtelijke ingrepen leidden maar beperkt tot nieuwe ontmoetingen of interpersoonlijke praktijken bij de cultureel diverse en ook diverstalige groep wijkbewoners. Om daartoe te komen was professionele ondersteuning nodig. Alleen wanneer de onderzoeker een initiatief nam, kwamen bewoners samen en traden ze met elkaar in interactie in de gecreëerde ruimte. Bewoners namen het initiatief niet over, waardoor ontmoeting en interpersoonlijke praktijken afhankelijk bleven van het professionele optreden.
Dit wijst op het belang van professioneel handelen in nabijheid: er gewoon ‘zijn’ is belangrijk. Beroepskrachten moeten in de publieke ruimte aanwezig zijn en hard werken om vertrouwen te winnen, bewoners te betrekken, te zien en horen wat er leeft en te ontdekken wat er niet gebeurt. Zo’n sterke betrokkenheid van de professional en de noodzaak aan professionele omkadering om tot ontmoeting en interpersoonlijke praktijken te komen, houdt uiteraard ook het risico in dat hij/zij een centrale figuur wordt rond wie alles gebeurt. De vraag rijst dan of bewoners loyaliteit en solidariteit ontwikkelen onder elkaar of ten aanzien van de professional. In dat laatste geval ontwikkelt er zich een gemeenschap rondom de professional, eerder dan een gemeenschap van bewoners. Het blijft voor beroepskrachten dan ook zoeken naar een goed evenwicht.
Het actieonderzoek leerde de onderzoeker en de beroepskrachten dat tijd een belangrijke factor is. Het tempo lag noodgedwongen hoog, en soms te hoog. Snelheid kan het enthousiasme en de energie doen opbranden. Het bleek ook dat gaandeweg de onderzoeker het initiatief bijna volledig in handen moest nemen. Dat kwam onder meer door vakanties van de beroepskrachten – het actietraject vond plaats in de vakantiemaanden juli en augustus, wat ook voor de aanwezigheid van bewoners geen ideale periode is – en door tijdgebrek wegens andere vaste taken.